afreizen

afreizen
{{afreizen}}{{/term}}
I 〈onovergankelijk werkwoord〉
[vertrekken] partir (pour)
II 〈overgankelijk werkwoord〉
[geheel doorreizen] parcourir
[veel reizen] voyager beaucoup
voorbeelden:
1   een landstreek afreizen parcourir une région
     hij heeft alle musea afgereisd il a visité tous les musées
2   hij heeft al heel wat afgereisd il a vu du pays

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Нужен реферат?

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”